Pagina's

23-06-2011

Camino Primitivo


Inleiding

Totnogtoe had ik vooral wandelervaring op de Sentiers de Grande Randonnée (GR), hoofdzakelijk in de Pyreneeën. Ik was nieuwsgierig naar die alom bekende pelgrimswegen naar Santiago de Compostela en ik wou die ook wel eens van nabij leren kennen, weliswaar met enige ambivalentie: zouden die niet te druk zijn, teveel langs verharde wegen lopen?... Het was mijn bedoeling om een tocht van een tweetal weken te maken en aan te komen in Santiago.

Na wat opzoekingswerk kwam ik terecht bij de Camino Primitivo,  een aftakking van de Camino del Norte. Deze laatste loopt langs de Noord-Spaanse kust: van Irun, via Santander en Gijon naar Santiago. De Camino Primitivo gaat even voor Gijon naar Oviedo en vandaar via Lugo naar Santiago; in Melide komt hij samen met de meest bekende Camino Francès. De Camino Primitivo wordt beschreven als vrij zwaar omwille van het bergachtig gebied, maar ook als één van de mooiste trajecten omwille van de vele natuur. Hij is veel minder druk dan bijvoorbeeld de Camino Francès.
Bovendien heeft hij ook een specifieke historische waarde: het is in feite de eerste pelgrimsweg naar Santiago, in 829 afgelegd door de Asturische koning Alfonso II (El Casto), die zich ter plaatse wou vergewissen van de aanwezigheid van de stoffelijke resten van apostel Jacobus dichtbij de kust van Galicië.

Om al deze redenen koos ik voor de Camino Primitivo, het traject van koning Alfonso, van Oviedo (de hoofdstad van Asturië) naar Santiago. Het is een traject van 281 km. Ik legde het af in 13 dagetappes en een korte slotetappe (vanuit Monte do Gozo), hoofdzakelijk zoals het beschreven staat in de gids van Paco Nadal "Te voet naar Santiago de Compostela. De kustroute" (Nederlandse vertaling bij Uitgeverij Elmar).














Maandag 23 mei 2011

Gisteren ben ik met Brussels Airlines naar Bilbao gevlogen waar ik overnacht heb. Deze morgen heb ik de bus genomen en na een rit van ongeveer 3.30 u  ben ik rond de middag aangekomen in Oviedo.

Om meteen in de sfeer te komen wil ik overnachten in de albergue en rond 16.00 u ga ik er naartoe. Daar zitten reeds een zestal mannen te wachten: gemiddelde leeftijd vooraan in de zestig, ik ben dus in goed gezelschap.










De herberg opent pas om 17.00 u en… wie eerst komt, eerst maalt! De herberg is wel een paar honderd meter verhuisd en omvat meer dan de 18 bedden vermeld in de gids. Vanaf 17.00 u worden we ingekwartierd. Om 21.00 u moet je in principe binnen zijn, tenzij je met een groepje een sleutel kan meenemen. Ik zorg dat ik op tijd binnen ben en ga meteen slapen. Morgen vroeg uit de veren!


Dinsdag 24 mei: Oviedo – Grado (San Juan de Villapanada) (29,5 km) 

Ik sta op om 6.30 u, zoals de meeste kamergenoten, en vertrek meteen. Ik koop een zakje croissants, kaas en wat fruit in het winkeltje dichtbij de herberg dat al open is, maar waar nog geen vers brood beschikbaar is. Ontbijt in het park, op een bankje. Ik wandel door het stadscentrum, ondertussen onder een lichte miezerige regen, en passeer om 8.00 u langs het Estacion Norte. En dan is het even zoeken: de beschrijving in mijn gids is summier en de schelpen in het trottoir zijn niet zo talrijk. Ik krijg het gezelschap van Miguel uit Madrid die ook zijn eerste dag begint te stappen. Samen vinden we de weg die ons uit de stad leidt. Hij  is een vlotte babbelaar, spreekt behoorlijk Engels, 34 jaar, informaticus; hij heeft zijn werk opgegeven wegens teveel stress (de klanten zagen omdat Microsoft niet goed werkt, de baas zet je onder druk om de klanten sneller te bedienen…) . Hij is getrouwd, wil kinderen, maar nu even nadenken over de verdere keuzes in zijn leven…Eens buiten de stad stapt hij alleen verder, ik houd liever mijn eigen tempo aan.

Net voor we de stad verlaten, aan een rondpunt in de nieuwbouwwijk, passeren we nog een beeldje van Koning Alfonso II, die als eerste op bedevaart is gegaan naar Santiago, langs de huidige Camino Primitivo. Hij wenst ons een buen camino…

Onderweg ontmoet ik nog enkele stappers: het groepje uit Malaga die ook in de herberg in Oviedo hebben overnacht en wiens vrouwen voor transport en bevoorrading zorgen, enkele Fransen, de oude Spanjaard die een medevoelend kruisteken maakte toen hij deze morgen het gewicht van mijn rugzak checkte…  

De camino is afwisselend: enkele stille dorpjes, wat bospaden, een weg langs de rivier… Maar het is steeds uitkijken naar de bewegwijzering: de beschrijving in mijn gids is te summier, het plannetje niet altijd duidelijk… Ik moet wennen aan de camino-paaltjes en de gele pijlen, toch allemaal iets minder systematisch dan de vertrouwde GR-tekens!

Om 14.00 u sta ik toch in Grados: tijd voor een goede verfrissing op een terrasje: twee cola’s, want er wacht nog een klim naar de albergue in San Juan. Ik heb het er wel voor over om een fles wijn uit de supermarkt in mijn rugzak te laden, samen met een brood en wat fruit. 

Na nog een uurtje stappen kom ik in de herberg van San Juan die al behoorlijk gevuld is, ondermeer met enkele bekende gezichten uit Oviedo, waaronder “de oude Spanjaard” Manuel van 71 jaar die hier al een beetje zijn rol van peetvader opneemt. Ik constateer dat er in de bescheiden herberg wel een automaat is met bier en frisdrank, dat er ook wijn te koop is… Maar goed, mijn Trekking Mahlzeit en mijn flesje wijn smaken lekker, het uitzicht is prachtig, de sfeer en de gesprekken met Fransen en Spanjaarden zijn leuk.



Woensdag 25 mei: San Juan de Villapanada - Salas (18,4 km)

Ik sta op om 6.30 u en na een gezellig ontbijt vertrek ik – als laatste – om 8.00 u. Het weer is mistig: goed om de eerste klim tot een goed einde te brengen. Maar tegen 10.00 u schijnt de zon en geeft ze behoorlijk wat warmte. Ik passeer stille dorpjes, moet een beetje de weg zoeken langs omgewoelde paden wegens wegenwerken… Ik krijg het lastig door de warmte, drink veel en eet een energiereep: ik besef dat de tweede dag dikwijls de lastigste is… Ik stap door om zo snel mogelijk ter bestemming te raken; gelukkig moet er niet veel meer geklommen worden, maar de warmte is drukkend en er is onweer op komst.

Om 14.00 u kan ik me neervleien op een terras in Salas en genieten van een cola én een pint.

Ik ga naar hotel Soto omdat ik niet weet of de herberg reeds open is (achteraf blijkt van wel). In het hotel betaal ik 20 euro voor een kamer met alles erop en eraan: ik ga eerst douchen en siësten en laat een onweer met hagelstenen passeren… Dan was ik mijn kleren en kan die te drogen hangen op een ruim terras… maar tijdens het aperitief een uurtje later regent het opnieuw: pech dus!

Op een terras in de hoofdstraat ontmoet ik al snel enkele bekenden die in de albergue verblijven: Jaecques-le-basque, Miguel, Manuel… Ik ga eten met Jaecques, we babbelen over Frankrijk, wijn en oesters; hij woont niet ver van Arcachon. Ik ga op tijd slapen, om 22.00 u.

 

Donderdag 26 mei: Salas - Tineo (19,1 km)


Opstaan om 6.30 u, ontbijt in een bar om de hoek waar ook de bekende albergue-gasten verschijnen, en vertrek om 8.00 u. Het is mistig, er valt een druilerige regen, de temperatuur is aangenaam. Dit zijn goede omstandigheden voor de klim van ruim 500 meter, grotendeels door een mooi loofbos, langs de rivier, maar ook langs wegenwerken; er wordt een imposant viaduct gebouwd tegen de bergflank die Salas domineert: het landschap zal hier ingrijpend gewijzigd worden! 

Daarna gaat het opnieuw door kleine dorpjes en langs bos- en landbouwweggetjes, met veel modder en koeiendrek. Ik ontmoet Henri-le-belge en we babbelen in de beschutting van de herberg van Bodenaya waar hij zijn sigaartje rookt (altijd wanneer hij een top heeft bereikt). In El Pedregal drink ik, zoals bij het ontbijt, een café-con-leche: na decennialang geen koffie met melk meer te hebben gedronken begin ik dit opnieuw te appreciëren: warm, versterkend en zacht van smaak.



 
Na nog een flinke portie modder arriveer ik om 14.00 u in Tineo: tijd voor een biertje en een broodje met heerlijke hesp. Daarna wandel ik rustig naar de herberg waar al een aantal bekenden aan het siësten zijn. Ik was de modder uit mijn broek, installeer me en neem ook een siësta. 







Het doet deugd opnieuw enkele bekenden te zien, o.m. Henri-le-belge die met zijn vriend Bernard op stap is. Misschien is dit wel de waarde van de huidige Compostela-pelgrimage: je ontmoet allerlei mensen, dag na dag voor een deel dezelfde, en je vormt stilaan een groep. ’s Avonds of onderweg is er altijd een hartelijk weerzien: misschien zijn het niet allemaal hartsvrienden, maar er groeit wel een vertrouwensband, een groepsgevoel met een zelfde attitude en respect voor mekaar. De ruime meerderheid (hier in elk geval) zijn mannen: op de 9 gasten in Tineo is er 1 vrouw.

In San Juan was er een lichte wrevel onder de meeste solopelgrims tegenover een groepje van 6 mannen uit Malaga die daar (voor de tweede dag op rij) werden vergezeld door twee vrouwen die het traject per auto aflegden en voor bevoorrading zorgden. Zij werden terecht beschouwd als toeristen, niet als pelgrims. En dan te bedenken dat ze ondertussen wel plaatsen in de herberg bezetten en ook maar 3-5 euro betalen! Maar soit, in Salas en Tineo zijn ze niet meer te bespeuren: verholen opluchting bij enkele anderen…

Vrijdag 27 mei: Tineo – Pola de Allande (25,7 km)

Opstaan om 6.30 u, ontbijt in bar vlakbij (nog steeds café-con-leche!), vertrek om 8.00 u. Druilerig weer, eigenlijk goed om te stappen. Vandaag staat er een stevige etappe op het programma: 27,5 km  naar Pola de Allande, met in totaal 590  m stijgen en 470 m dalen. De hospitalero waarschuwde ons dat de afstand volgens hem ruim 30 km zou zijn, maar dit blijkt achteraf toch niet te kloppen.


Het gaat langs kleine dorpjes, door prachtige loofbossen, maar ook door veel modderpassages. Ik laat het klooster van Obona (omweg) voor wat het is; ’s avonds hoor ik dat het waardevol is, maar niet “in ere hersteld”.








De beklimming naar Alto de Porciles kruipt in de benen, de afdaling naar Pola de Allande eveneens. Ik stap een stukje samen met Bernard die met Henri een overnachting gereserveerd heeft in hotel Nueva Allandesa. Ik installeer me in de herberg (muy bien!) waar enkele ondertussen bekenden ook logeren.

Pola de Allande heeft als stad niet zoveel om het lijf, maar lijkt wel een zekere toeristische aantrekkingskracht te hebben gezien de aanwezigheid van enkele hotels en restaurants; het is trouwens mooi gelegen. Het restaurant van hotel Nueva Allandesa heeft een gunstige vermelding in de Routard en ik ga er ’s avonds eten, samen met Jaecques (le basque), Henri en Bernard: 15 euro voor een pelgrimsmenu met Asturische streekgerechten (uitgebreid en behoorlijk zwaar, maar zeer lekker en verzorgd).

 

Zaterdag 28 mei: Pola de Allande – La Mesa (20,2 km)  

Klassiek ochtendschema met ontbijt in bar Victoria: vers fruitsap, tostadas, café-con-leche.  Deze bar getuigt van een zekere klasse en historische waarde, ondermeer door zijn prachtige oude koffiemachine en andere toestellen. 

Nu volgt een behoorlijk zware klim door een prachtig landschap, grotendeels door bos en aangename begroeiïng, met de rivier altijd binnen bereik. Maar vooral de laatste 100-200 m klimmen zijn steil en lastig.

  

Ik arriveer om 11.00 u aan de Puerto del Palo (600 m geklommen in 3 uur tijd: zeer goed dus). De zon breekt net door de mist, gelukkig heeft ze dit niet vroeger gedaan, maar het uitzicht is wisselend wegens de nog steeds stijgende wolken uit het dal. Ook Bernard komt plots uit de mist opduiken; Henri is langs de weg gegaan…
















Ik begin de afdaling samen met Bernard door een ondertussen prachtig zonnig landschap; de korte klimmetjes tussendoor laten zich voelen wegens de warmte.

We passeren een verlaten dorpje met andermaal een kapel die herinnert aan de oude pelgrimsweg en – na nog een kerkje – arriveren we in Lago waar het eerste café opduikt. Ik drink een paar frisdranken en eet een energiereep. Ana, die er voor ons was, vertrekt en een andere Spanjaard, Manolo, “loopt binnen”, zoals ook Henri. 

Ik spreek af met Bernard en Henri (les belges) om vanavond in de herberg van La Mesa te overnachten en er samen te eten; dit betekent dat we inkopen moeten doen in Berducedo, even voordien, want in La Mesa is er behalve de albergue “niets”. De meeste bekenden zullen in de herberg van Berducedo blijven omdat ze daar de voetbal-bekermatch Barcelona-Manchester kunnen volgen.
We arriveren rond 15.00 u, na een laatste etappe grotendeels in de zon, over steenpad of tarmac, in La Mesa: een stil dorpje aan de voet van de heuvel waarachter zich het stuwmeer van Salime bevindt. De heuvelkam wordt beheerst door een rij windmolens.

Er is een kleine herberg waar ook de Franse Cathérine, die Bernard en Henri reeds eerder hadden ontmoet, ook logeert. Ik volg nog een stukje van de mis in het stemmige parochiekerkje. Een vrouw uit de buurt doet haar wandelingetje met de hond en slaat een babbeltje: ze vertelt dat de herberg gevestigd is in het vroegere schooltje dat werd gebouwd begin van de jaren vijftig, ter vervanging van het schooltje van Salime dat in het stuwmeer is verdwenen… Dit alles ten tijde van Franco… En Henri vertelt dat zijn schoonouders destijds vanuit Spanje naar België zijn verhuisd, omwille van het politieke regime.

We eten ’s avonds samen pasta, klaargemaakt door Henri-le-chef, delen brood en wijn, babbelen gezellig. Bernard en Henri roken hun echte havannasigaar die ze hebben meegebracht voor een speciale gelegenheid…  Ondertussen valt de avond, enkel de koeienbellen zijn nog te horen. Voor het donker is ligt iedereen in bed.

 

 

 

Zondag 29 mei: La Mesa – Grandas de Salime (14,9 km)

Ontbijt en vertrek op het normale uur. De eerste stappers uit Berducedo passeren reeds langs de herberg en ik verneem dat Barcelona gewonnen heeft.

Er staat een prachtige blauwe hemel en er ligt een dik wolkendek in de vallei: het uitzicht lijkt op dat vanuit een vliegtuig.

Na een korte klim naar de heuvelkam met de windmolens volgt een afdaling van ruim 700 m naar de stuwdam. Het is een mooi pad, met bij het begin nog de kapel van Buspol. Onderweg kom ik terug in de mist en wolken. Ook de vegetatie verandert: van lage struikjes terug naar kastanje, eik, enz. Geleidelijk krijg ik zicht op het stuwmeer in de zeer diepe vallei.



In de omgeving van de stuwdam staan een aantal verwaarloosde, troosteloze gebouwen, wellicht vroegere huisvesting van de bouwvakkers van de stuw. Eén kilometer verder is er een hotel-restaurant, met terras en weids uitzicht: de ideale plaats voor een café-con-leche! Een groepje Spaanse stappers is al toe aan een flesje wijn…


Daarna volgt een stuk camino langs de baan, ondertussen in de zon, met tenslotte een tweetal kilometer langs een pad door een mooi loofbos.

Ik kom aan in Grandas de Salime rond 12.30 u waar ik reeds enkele bekenden aantref op het terras vlakbij de kerk. Bernard is reeds vertrokken naar Castro om te zien of ze daar kunnen logeren; zo ja zal hij een sms sturen naar Henri die dan zal vertrekken.
Ik babbel wat verder met Henri terwijl Cathérine naar de mis gaat. Henri is een gepensioneerde federale ambtenaar die nu nog actief is als lid van de beheerraad van Les Lundis d’Hortence (organisator van jazzconcerten), een dienst GGZ, een voorziening bijzondere jeugdbijstand… Hij zou als boekhoudkundig expert ook bij ons goede diensten kunnen bewijzen aan een aantal vzw’s… 

Rond 14.00 u begint het te regenen en licht te onweren. Maar Henri moet noodgedwongen vertrekken naar Castro; volgens de berichten is er daar maar één plaats meer in de jeugdherberg en één in de casa rural waar Bernard heeft gereserveerd. Ik had een lichte twijfel of ik hier in Grandas niet voor een hotelletje zou kiezen gezien de bedenkelijke beschrijving van de albergue, maar er blijkt een nieuwe albergue te zijn: pas één week open, piekfijn in orde… dus geen twijfel meer!

Na een bocadillo en nog een pintje wandel ik met Jaecques (die reeds geïnstalleerd is) en Cathérine naar de herberg. Douche, siësta, dagboek schrijven, dag van morgen voorbereiden…


In de vooravond kom ik nog even terecht in het “stamcafé” van de lokale PSOE, waarschijnlijk het meest troosteloze café van de streek.
Maar ik lees er in de krant een artikel over een rechtszaak tegen het architectenbureau van Calatrava die een zware schadevergoeding moet betalen omwille van een instorting tijdens de bouw (enkele jaren geleden) van het Palacio de Congresos van Oviedo: aanleiding om dit later te gaan bezoeken!

’s  Avonds gaan we eten in Don Jaime. Het gezelschap: twee Duitsers (Dieter en Tobias), één Oostenrijkse (Karoline), twee Fransen (Cathérine en Jaecques) en één Belg. Dieter spreekt een mondje Frans, Karoline ook een mondje Engels, en de Belg wringt zich tussen alle talen door… Gezellige avond en toch om 22.30 u in bed!

Maandag 30 mei: Grandas de Salime – A Fonsagrada (Padron) (26,7 km)

We hebben gisteren een bar gelocaliseerd die open is vanaf 7.00 u en daar ontbijten we dus (elk op zijn ritme, ik dus als voorlaatste, allicht Miguel niet meegerekend die ten vroegste om 8.00 u wakker wordt).










Mistig weer, aangename temperatuur… tot het rond 9.00 u begint te miezeren en echt te regenen.



Het regent tot na de middag en het klimmen naar Alto de Acebo wordt hierdoor nog wat zwaarder. Net over de col is er een bar waar op dat ogenblik slow-dance muziek wordt gedraaid door de 50-60-jarige barman die ook een DJ-carrière heeft, zo blijkt uit de foto’s. De café-con-leche doet deugd en wordt aangevuld met een stevige tapa, aangeboden door de patron.


Even voorbij de col steek ik de grens met Galicië over; de fotocamera zit wegens de regen te diep opgeborgen om de grenssteen te fotograferen… Het gaat nu hoofdzakelijk in dalende lijn richting A Fonsagrada en het is opgehouden met regenen. In Cabreira overweeg ik om een kleinigheid te eten in een wegrestaurant, maar men serveert enkel stevige streekgerechten. Dus ik houd het bij twee cola’s en een kleine tapa, aangeboden door het huis: juist gepast!

Ondertussen verschijnen er terug dreigende onweerswolken. Het begint te regenen, net wanneer ik aan de Ermità van Fonfria passeer: een ideale schuilplaats. Het regent hard, het onweert in de verte… Na de ergste regen vertrek ik terug, hoofdzakelijk dalend, maar de laatste kilometer naar A Fonsagrada is het terug flink klimmen.











Het stadje ligt er troosteloos bij, in de mist en miezerige regen. Omdat de supermarkt nog dicht is tot 16.00 u drink ik “noodgedwongen” een pintje in het café.

Ik doe enkele inkopen en loop nog 1,5 km naar de herberg in Padron. Deze blijkt al behoorlijk vol (ruim 30 personen). Het is er gezellig, maar ook wat benauwd: overal natte kleren op bed- en traprelingen, haakjes en kapstokken… Er is een kleine keuken, er staat een frisdrank- en bierautomaat (snel ontdekt door de Duitsers) en ook een koffie-automaat. Ik heb een fles wijn meegebracht uit de supermarkt en prepareer mijn trekkingmaaltijd rond 19.00 u, voor de Spanjaarden aan het kokerellen slaan… Voor ik in bed kruip heb ik nog een babbel met mijn bovenbuur: een Zwitserse dertiger die al 14 maanden op tocht is; hij heeft ongeveer alle camino’s gedaan in Frankrijk, Spanje en Portugal. Met dit verhaal ga ik slapen…

Dinsdag 31 mei: Padron – Cadavo Baleira (22,9 km)

Grote ochtenddrukte, maar ik drink rustig een koffietje uit de automaat en eet een cake die ik gisteren heb gekocht. Daarna terug op stap in de mist en de druilerige regen... Henri en Bernard hebben in Fonsagrada gelogeerd en passeren me net wanneer ik vertrek. Ik stap een eindje met hen samen, Henri vervolgt langs de baan en Bernard verlaat me wanneer ik even pauzeer aan de ruïnes van het hospital van Montouto. De mist geeft aan deze legendarische plek nog een extra cachet.



















Na de steile afdaling is het blijkbaar verzamelen geblazen in bar Nestor in Paradavella: een gezellige kroeg met o.m. Franse chansons en vooral lekkere koffie, maar ook een slok orujo voor degenen die een “volledig” ontbijt hebben genomen, wat de Spanjaarden niet afslaan want het is zo “mucho frio”!




Na nog even dalen volgen enkele flinke hellingen bergop: totaal 250 meter tot Alto de Carballin: mooie paden, maar adem- en kuitenbijtend!


  

Tenslotte gaat het weer bergaf naar Cadavo Baleira. Daar is het even schrikken: de herberg is vol! Er zijn nog 2 plaatsen (in principe voor gehandicapten) en een telefoontje van Manuel brengt redding: de hospitalera komt en Manolo en ik kunnen de kamer innemen;

Ana komt net aan en krijgt een luchtmatrasje om bij ons op de kamer te slapen; achteraf nemen we Miguel nog op als verstekeling…









Ik eet een portie paella, tegen mijn middaggewoonten in, maar ik ben nu eenmaal reeds aangekomen! Daarna een hoognodige douche en een wasbeurt voor de behoorlijk doordringend ruikende kleren. Een siësta, wat schrijven, een wandelingetje door het stille stadje, een paar boodschappen… en straks een aperitief en eten. Het doet deugd.

We gaan eten met “de Franstaligen”: Bernard, Henri, Jaecques, Cathérine en ikzelf. Het wordt een gezellig etentje (menu aan 8 euro), ondermeer opgevrolijkt door de complete uitvoering van “Ne me quitte pas” door Henri, het refrein gezongen door het hele gezelschap… Verder uiteraard heel wat uitleg over le Pays Basque door Jaecques (geboren in Ostabat en fervent fluiter van een melodie die – zo beweert hij – steeds wordt beantwoord wanneer er een andere Bask in de buurt is). Afsluiter: orujo con hierbas.
Noot: Henri is een liefhebber van het jazzprogramma van Marc Van den Hoof op Klara en vindt zijn klassieke slotzin (“Welterusten en misschien tot morgen”) merkwaardig.

Woensdag 1 juni: Cadavo Baleira – Lugo (30,6 km)

Het is prachtig weer vanaf ’s morgens en vanaf 10-11.00 u is het behoorlijk warm.





In het eerste dorp Vilabade word ik verrast door de gotische kerk die onverwacht groot is voor dit dorpje, evenals een oud herenhuis (nu een hotel) er tegenover; blijkbaar moet dit vroeger een belangrijke plaats geweest zijn: in 1207 zou Franciscus van Assisi hier een klooster hebben gesticht en de kerk werd in de vijftiende eeuw gebouwd op de restanten van dit klooster.






Verder biedt de tocht veel mooie uitzichten, maar er moet lang over verharde wegen gestapt worden. Vooral de laatste kilometers naar Lugo zijn wat troosteloos, zoals meestal bij het binnenlopen van een stad.


De vele hoogbouw die de skyline van Lugo beheerst staat in schril contrast met de verlatenheid en de kleine dorpjes die achter mij liggen.

De oude binnenstad omwald door de indrukwekkende muren is wel aantrekkelijk.
Ik arriveer om 14.30 u aan de herberg in het centrum: modern ingericht en voldoende ruimte. Enkele bekenden zijn er al, de anderen zullen volgen. Ik ga eten met enkele Spanjaarden en ook Jaecques in Meson Manger (aangeraden in de herberg): lekker menu aan 8 euro. Er ontspint zich een discussie over de oorsprong van de Camino: Jaecques verdedigt (natuurlijk) de stelling dat de oorsprong in Frankrijk ligt (o.m. abdijen van Cluny en Vézelay); de Spanjaarden leggen de oorsprong natuurlijk in Spanje. Ik verwijs naar het feit dat koning Alfonso als eerste de Camino Primitivo deed wat instemmend geknik uitlokt bij Manuel… En wanneer de discussie allang uitgelopen is naar andere Frans-Spaanse thema’s (de wijnen bijvoorbeeld) merk ik op dat ik blij ben dat België een klein land is, steeds bezet door Fransen, Spanjaarden, enz. en dat wij van alles het beste overnemen qua eten en drinken; Ana vindt dit een goede filosofie…          


Wandelingetje door de stad na een (te) korte siësta. Het centrum is levendig, de stadsmuren imposant. Op het plein (“Praza Maior”: we zijn in Galicië!) staan ook weer borden, spandoeken en tentjes van de Indignados: mei 1968 leeft weer! Bij de kathedraal is er een openluchtconcert.



’s Avonds ga ik met Bernard, Henri, Jaecques en Cathérine opnieuw eten in Meson Manger. Ik heb niet echt honger, maar wil toch het menu met pulpos (12 euro) proeven; ze worden traditioneel geserveerd met gekookte aardappelen bestrooid met paprikapoeder. Gezellige avond.     








Donderdag 2 juni: Lugo – San Romàn da Retorta (19 km)

Vroeg opstaan (6.00 u), ontbijt in bar vlakbij en vertrek om 7.15 u. Vandaag staat er slechts een korte etappe op het programma (19 km), maar ik maak me zorgen over het beperkt aantal plaatsen (12) in  de herberg in San Roman da Retorta; er komen duidelijk meer mensen op de route en de herberg in Lugo was goed gevuld.  Het is een eentonige tocht, volledig langs de asfaltweg. Bij het verlaten van de stad passeer ik de “magische” grens van 100 km voor Santiago, maar het bewuste kilometerpaaltje is niet te zien; ik fototgrafeer alvast het vermoedelijk laatste ervoor en het eerste erna.

 

Aanvankelijk wandel ik met Cathérine, ook nog even met Henri die we inhalen, maar tenslotte stap ik alleen verder op mijn (ondertussen strak) tempo.  

Even na 11.00 u kom ik aan de bar-annex-winkel in San Roman da Retorta; de herberg ligt nog een kilometer verder. Daar tref ik reeds Manuel en zijn zus, de drie Noorse meisjes, Ana en de jonge Manuel. Ik ben dus op tijd: nummer 8 voor 12 plaatsen…

In afwachting van de komst van Jorge-de-hospitalero stelt Manuel voor om wat netels en onkruid te maaien in de berm voor de herberg en hij gaat prompt materiaal halen bij een huis even verderop. Na een kwartiertje werken door de drie mannen (Spaans-Belgisch consortium) ziet het er al veel beter uit. Ondertussen passeert  Bernard en hij neemt een foto van mij (als bewijs voor later).








Naderhand komen nog Cathérine, een Spanjaard, een Fransman en Tobias aan; Dieter en Karoline zouden een alternatieve route nemen. De herberg is ingericht in een mooi en origineel gerenoveerd oud huisje.











Ik spreek af met Cathérine om ’s avonds samen te eten en we doen de nodige inkopen: pasta, ajuin, pimiento, tomatensaus en twee dikke plakken gekookte  hesp; met een flesje wijn hebben we een perfecte maaltijd. En om alles te verteren maken we nog een wandelingetje naar de bar voor een koffie en een orujo-con-hierbas. Bij onze terugkeer in de herberg rond 21.00 u zijn de Spanjaarden ook reeds (!) klaar met eten; dus stilaan slapenstijd!





Vrijdag 3 juni: San Romàn da Retorta – Melide (30,8 km) 
’s Morgens vroeg, rond 5.30 u, in alle duisternis, wanneer Manuel en zijn zus opstaan, is er enige opschudding. Later blijkt  waarom: er is geen  water, en aanvankelijk ook geen elektriciteit! Probleem dus voor ontbijt en toilet…

Maar goed, ik heb nog een beetje water in mijn drinkbus (gelukkig niet weggegoten!) en in het Casa Rural aan Puente Romano, een 8-tal km verder, drink ik mijn café-con-leche met wat cake, zoals de meeste anderen trouwens.

 
  
Daarna gaat het verder klimmend en dalend naar Seixas en de col erna, toch alweer op 700 m (Puente Romano op 550 m), met weidse uitzichten.

Juist over de col stop ik even aan een tafel met bankje, vlakbij een klein huis waar een meisje blijkt te wonen (met twee honden) die zeer gastvrij een kopje koffie aanbiedt.
 

Ze maakt wat artisanale sieraden en vertelt over de commercialisering van markten en fiestas in de (ruime) regio. In Catalunya bijvoorbeeld kan je niet meer op een marktje gaan staan als je geen Catalaan bent; de kraampjes verkopen ondertussen spullen die ze zelf hebben ingekocht…

Tenslotte volgt een lange afdaling en nog een min of meer vlak stuk door enkele dorpjes. Maar ondertussen is het wel weer zeer warm geworden, zeker om langs een asfaltweg te stappen.










Het is niets te vroeg wanneer ik rond 14.15 u in Melide aankom waar het nog even zoeken is naar de herberg. Die is plots van een ander formaat dan de vorige: 140 bedden, modern ingericht, met goede voorzieningen zoals elders, toch maar 5 euro.

Maar natuurlijk ontbreekt de sfeer van de Primitivo waar je driekwart van de  mensen kent. De bedden worden aangewezen in volgorde van aankomst en kort daarna komen Ana en Manuel en de Noorse meisjes ook in mijn buurt terecht.

Na een lekkere douche ga ik de stad in: een paar biertjes en een schotel chipirones a la plancha: meer moet dat echt niet zijn! Ondertussen komt ook Cathérine aan: als vanzelfsprekend ontmoet je mekaar in die stadjes, in de buurt van de herberg. De Noorse meisjes strijken trouwens ook neer op hetzelfde terras.

Ik bezoek nog even de kerk, maar daarna laat de behoefte aan een siësta zich alweer voelen.



’s Avonds ga ik eten samen met Cathérine en een Fransman die ook in San Ramon da Retorta was, in de blijkbaar befaamde pulperia Ezechiel. Je ziet er de volledige inktvissen in een grote kookpot liggen en ook hier worden ze opgediend met gekookte aardappelen, bestrooid met paprikapoeder.

Aangezien ik vanmiddag de zeer gelijkaardige (maar eigenlijk fijnere) chipirones heb gegeten “beperk“ ik  mij nu tot een chuletta de ternera: een entrecôte, perfect saignant, niet dik, heerlijk sappig.

Op de terugweg naar de albergue ontmoeten we nog Manuel en zijn zus op een terras en ik eet nog een ijsje. Manuel raadt aan om nu geen water te drinken, maar wijn: la pulpa trekt water aan en geeft een opgeblazen gevoel, bij het drinken van wijn krimpt la pulpa en verteert ze beter…: dit alles zeer visueel geïllustreerd! Uiteindelijk drink ik nog een café solo en een orujo in de bar tegenover de herberg die morgen om 6.00 u opengaat voor het ontbijt! En dan maar slapen, nadat het lawaai in de gemeenschappelijke ruimte naast de slaapzaal geluwd is en eindelijk de lichten gedoofd worden, ondertussen al 22.30 u…

Zaterdag 4 juni: Melide – Santa Irene (30,4 km)

Vroeg opstaan is andermaal de boodschap: een aantal pelgrims interpreteert dit extreem en is in volle duisternis in de weer met inpakken, zo omstreeks 5.30 u. Zoals gewoonlijk ben ik bij de laatsten, rond 6.30 u, maar vanaf dan kan de deur naar de gang helemaal open zodat er voldoende licht binnenvalt. Daarna ontbijt in de bar tegenover de herberg en vertrek rond 7.15 u.

Ik heb een behoorlijk lange etappe voor de boeg: minstens 30 km tot Santa Irena, in de hoop dat er daar plaats is in de herberg, of anders 33 km tot O Pedrouzo. Er is ook een herberg in Arzua, maar dit is dan weer te dichtbij (15 km) en dan moet je de volgende dag extra afstand afleggen. In het begin loop ik nog even fout, maar keer snel op mijn stappen terug en zie dan aan een splitsing de signalisatie waarnaar ik nochtans had uitgekeken, blijkbaar onvoldoende. Ik kom Cathérine tegen die dezelfde fout had gemaakt…

En dan maar stappen, want het zal wellicht warm worden. Heel wat stukken gaan langs mooie holle wegen door het bos, maar dan volgen ook de onvermijdelijke stukken asfalt.




Er zijn meer bars dan vermeld in de gids en ook enkele casas rurales, maar ik weersta aan de verleidingen, permitteer me enkel een cola in een wegrestaurant en een appelpauze een paar uur later.








 








Het wordt inderdaad erg warm. Ik passeer heel wat pelgrims, ook Ana en Manuel. Een 5-tal km voor Santa Irena nuttig ik nog een graanreep en om 14.30 u kom ik aan het kleine gehucht langs de grote baan.

De private herberg is de eerste en vermits je er ook kan eten (er zijn geen restaurants in de buurt) probeer ik die, met succes: nog twee bedden vrij! Overnachting (eveneens in slaapzaal, maar met lakens en handdoeken) kost 13 euro, avondmaal 10 euro.

Na een verkwikkende douche geniet ik van een paar biertjes en een sandwich-con-jamon in de tuin van de herberg: pure luxe! Het publiek is hier lichtjes verschillend (zowel door de locatie als door de Camino Francès): 2 Duitse dames, 4 Hongaarse dames, 3 Italianen (2 dames en een  heer), 4 jonge Spanjaarden (3 meisjes en 1 jongen) en ikzelf. De dames zijn echt “dames” van 55-67 jaar (dit laatste gezien op paspoort), maar ze stappen toch maar.  De ene Duitse is wel een echte: het scheelt niets of ze gaat eigenhandig m ijn schoenen buitenzetten om te luchten, later doet ze met luide stem haar verhaal  over haar tocht en dergelijke. En tenslotte vindt ze dat de “pelgrims” hier toch wel schandalig bedrogen worden wanneer een fles wijn hier 7,50 euro kost in plaats van 2 euro elders (hier is het wel een Rioja Crianza). Ik geef wijselijk (of uit luiheid) geen commentaar. ’s Avonds aan tafel heb ik het genoegen dat de plaats die ze voor mij had gereserveerd door iemand anders is ingenomen. Ik kan mijn aandacht verdelen tussen de Hongaarse dames die enkel Hongaars spreken en de twee Italiaanse (waarvan er één ook Frans spreekt). Heerlijk avondmaal (soep, een stevige visschotel met aardappelen en flan) met Rioja die ik verder uitdrink in de tuin, bij de ondergaande zon. Daarbij nog een babbel met de Spanjaarden…

In de vooravond ben ik even op bezoek geweest in de andere herberg waar ik ondermeer Manuel en zijn zus, de jonge Manuel en Ana aantref. Ik neem hartverwarmend afscheid, want misschien zien we mekaar niet in Monte do Gozo of Santiago… Manuel noemt me nogmaals een “buon companero” en Ana vindt dat mijn Spaans erop vooruitgaat.

Daarna spring ik nog binnen in de mis in de kapel van Santa Irena. Daar begrijp ik dat de priester het in zijn preek heeft over tristeza (bij de apostelen omwille van de hemelvaart van Christus) die moet omgezet worden in allegria over het goede dat we hebben beleefd. Het lijkt wel van toepassing op het geleidelijk loslaten van de bekende caminogangers… Cathérine is blijkbaar niet in Santa Irena geraakt, evenmin als Tobias die ik onderweg nog wel heb gezien…         





Zondag 5 juni: Santa Irene – Monte do Gozo (19,3 km)
Ook hier wordt blijkbaar vroeg opgestaan en de meesten pakken hun bagage in het halfduister. Ik blijf nog even soezen en pak in wanneer het licht aan kan, vermits iedereen buiten is. Het is vandaag zondag en sluitingsdag van de herberg, bijgevolg ook geen ontbijt: toch wel speciaal, die Spaanse service…

Ik vertrek om 7.15 u en kom rond 8.00 u aan in O Pedrouzo, een ongezellig nieuwbouw-straatdorp langs de grote baan. De Camino neemt voor het dorp een zijweggetje, maar ik ben nog op zoek naar ontbijt… Op deze zondagmorgen is slechts één van de vele bars langs de steenweg open. Ik ontbijt er, overigens lekker, in het gezelschap van wel zeer luidruchtige toog-hangers dien hun zaterdagavonduitstap hier afsluiten.
 
En daarna gaat het verder door schaduwrijke eucalyptusbossen, richting Santiago. Het wordt weer warm.
















En het wordt ook duidelijk hoe toeristisch de Camino én Santiago ook zijn: het aantal hotelletjes, casas rurales, restaurantes… neemt zienderogen toe, tot en met een sprekende reclame voor een albergue (“buen camino!”) wanneer je  passeert! Het Lourdes- en Scherpenheuvelgevoel is niet veraf!














Ik heb  me voorgenomen om te stoppen op Monte do Gozo om de toeristische drukte op zondag in Santiago te vermijden en even op adem te komen in het zicht van het einddoel; Manuel raadde deze “contemplatieve pauze” ook aan.






Ik arriveer  om 11.45 u op “het domein” van Monte do Gozo. De herberg, eigenlijk een reeks paviljoenen die ook als vakantiecentrum dienst doen, opent pas om 13.00 u: juist de tijd voor een pintje en een stukje Santiagotaart – de bocadillos zijn er nog niet – in de cafetaria.






Om 13.00 u installeer ik mij als één van de eersten in de herberg.

Na een lekkere douche ga ik eten in een restaurantje in het gehucht San Marcos, dus niet in het cafetaria van het “vakantiecentrum”, dit op aanraden van de hospitalero. Ik eet een menu met cordero, teveel om op te eten. En ik krijg het begin van de finale van Roland Garros te zien: Nadal tegen Federer. El Rafa begint slecht, maar zal toch winnen, zo blijkt ’s avonds. Het is ondertussen weer bloedheet, naar mijn normen, en ik heb nood aan een siësta. Daarna nog wat lezen over Santiago en een babbel met mijn Italiaanse kamergenoot in het Italo-Espanol; hij komt al terug uit Santiago en zal morgenvroeg te voet naar het nabijgelegen vliegveld stappen voor zijn terugreis.

Rond 18.00 u ga ik terug naar buiten om, bij het genot van een pintje, mijn dagboek bij te werken. En wie tref ik daar aan de uitgang? Cathérine en Tobias, even tevoren aangekomen vanuit Arzua! En ook nog Dieter en Karoline die vanuit Lugo een variante hebben genomen. Prettig weerzien! Dit vraagt om een paar pintjes op een terras: er wordt veel gelachen, ervaringen worden opgehaald… het klikt duidelijk in het groepje.




We gaan samen eten in het restaurant waar ik deze middag reeds ben geweest; ik kan net zo goed terug een menu van 8 euro nemen, nu met tonijn, en hoef niet persé alles op te eten… De twee Duitse dames uit Santa Irena komen ons ook vervoegen: wel Duits, maar toch even anders dan Dieter en co… die onbedaarlijk moeten lachen wanneer ik (nadat de dames vertrokken zijn) vertel dat ik “mit diese Frauen geschlafen habe…”. We spreken af om met ons groepje van vijf morgenvroeg samen naar Santiago te stappen.


Maandag 6 juni: Monte do Gozo – Santiago de Compostela (4,4 km)

Zoals afgesproken vertrekken we om 7.30 u (nergens voor nodig, maar het wordt een gewoonte om vroeg op te staan).

We ontbijten in het cafetaria van Monte do Gozo en wandelen gezapig richting Santiago, naast het maandagochtendverkeer, in een sfeer van “zie ons hier lopen langs de straat”, wat gekke foto’s nemend. 

 En rond 9.00 u wandelen we via de Porta do Camino het stadscentrum in, richting kathedraal.


We nemen alvast wat foto’s op het plein waar de indignados hun tenten hebben opgeslagen.












De sfeer is wat onwennig: we zijn aangekomen… en nu? We gaan alvast nog een café-con-leche drinken op de Praza da Quintana en lopen dan even rond in de kathedraal.

Tegen 10.00 u gaan we in de Officina do Peregrinos onze Compostela halen: een plechtig moment, maar toch ook wat gewoontjes, een formaliteit. Dan laten we de rugzakken achter in de bewaarplaats, lopen nog wat rond en komen terug in de kathedraal.

Via het smalle trapje achter het hoofdaltaar gaan we naar boven om daar, elk om beurt, het beeld van de apostel te  omhelzen: eigenlijk is dit het meest “pakkende” moment, voor ieder van ons persoonlijk. 
Ruim op tijd nemen we plaats in de kerk voor de pelgrimsmis van 12.00 u. Ik ben enigszins verrast door de religieuze ingesteldheid van Dieter en Karoline, toch wel zeer authentiek, me dunkt. De kathedraal loopt vol. Tijdens de mis wordt vermeld uit welke hoeken van de wereld er vandaag pelgrims zijn aangekomen: ondermeer “… desde Oviedo: Belga…”. Er wordt niet met het wierookvat gezwaaid: naar het schijnt gebeurt dit, buiten de speciale gelegenheden, op aanvraag… mits betaling van 200 euro… Niets nieuws onder de hemelse zon!

Na de mis is iedereen van ons groepje er duidelijk aan toe om “de eigen weg te gaan”. Sommigen hebben al een slaapplaats gereserveerd, anderen (zoals ik) nog niet. We spreken af om mekaar terug te ontmoeten om 19.30 u voor de kathedraal en dan samen te gaan eten. In het toeristisch informatiebureau ga ik een stadsplan halen en men duidt me enkele overnachtingsplaatsen aan die in mijn gids zijn vermeld. Ik beland in hotel Salles, even buiten het oude centrum: een degelijk hotel met in een afzonderlijke vleugel eenvoudige kamers voor pelgrims: 26 euro voor een éénpersoonskamer, met toilet, douche en TV. Ik boek voor twee nachten: op die manier zal ik rustig afscheid kunnen nemen van de tochtgenoten en Santiago op mijn tempo verkennen.




In de namiddag verken ik verder het centrum, koop wat souvenirtjes en installeer me op een terras om kaartjes te schrijven en mijn dagboek bij te werken. Tussendoor loop ik Ana tegen het lijf die me enthousiast omhelst (een tafereel dat je hier veel ziet: pelgrims die mekaar terugzien en/of afscheid nemen). Zij heeft gisteren meer dan 40 km gestapt, ze wou naar Finistere, maar haar voeten zijn “kaput” en ze keert morgen terug naar Zaragoza… Manuel is verder gestapt.

Om 19.30 u treffen Dieter, Karoline, Tobias, Cathérine en ik mekaar op het plein voor de kathedraal. Dieter loodst ons mee naar een deftig restaurant en voor we binnengaan zegt hij: “Dit is mijn avond, ik nodig jullie uit!” Iedereen kijkt wat verwonderd, maar niemand protesteert of vraagt verdere uitleg: elk “zijn” camino en dit hoort er blijkbaar bij voor Dieter. Het wordt een heerlijke maaltijd met Cava, Rioja, gemengde voorgerechten, elk zijn solomillo de ternera gallego (a la plancha of met een fijne saus), kaas, postres, koffie en orujo. Dieter heeft zelfs voor elk een kaart met een persoonlijke boodschap. Uiteraard volgen wat persoonlijke ontboezemingen… We zijn het erover eens dat de Camino voor elkeen een eigen betekenis heeft, ieder heeft zijn eigen motivatie, maar je ontmoet andere mensen met wie je een speciale band opbouwt. We zijn vijf individuen die mekaar twee weken geleden nog niet kenden, we weten nog niet zoveel van mekaar, maar we voelen een verbondenheid. Tobias zegt dat hij in de voorbije vijf jaar hard heeft gewerkt, allerlei dingen heeft gedaan… maar in de voorbije twee weken vier vrienden heeft leren kennen; blijkbaar is dit voor iedereen herkenbaar.
We nemen de (afgewassen) schelpen van ons voorgerecht mee, nemen uitgebreid afscheid… en elk gaat naar zijn eigen slaapplaats: buen camino!